Ondernemen is vooruitzien. Syriër Maher Mansour (41) is zes jaar in Nederland en heeft nu al drie kapperszaken, waarvan één aan de Amsterdamsestraatweg. ‘Ik zie meer kansen dan anderen en pak ze ook sneller.’
Datum: 22-11-2019
Tekst: Tim de Hullu
Beeld: Nadine van den Berg
’Ik ben van de mode, niet van het vechten!’, roept hij terwijl hij zijn krullen naar achteren gooit…
‘Standaardtechnieken? Daar houd ik niet van!’ Dameskapper Maher Mansour heeft niet veel woorden nodig om zijn succes te verklaren. Waarom zou hij een boblijn precies volgens de regeltjes knippen, als iedere vrouw, elk gezicht anders is? ‘Dan zou de tweede laag iets langer moeten zijn dan de eerste. ‘Maar ik pas wel tien verschillende technieken toe in een boblijn. Ik kijk eerst naar de vrouw. Naar haar gezicht, naar haar type haar. Dan zie ik al snel voor me hoe ze nog mooier kan worden. Met krullen, een slag, steil haar. Misschien is het wel mooier om het aan de ene kant wat langer te hebben dan aan de andere. Vaak laat ik in één laag een paar haartjes langer. Dat geeft een uniek kapsel. Het hoeft niet perfect te zijn. Schoonheid is juist níet standaard.’
Ondernemersbloed
Wat werkte in Damascus, werkt ook in Nederland. In Syrië was Mansour de kapper van de sterren. Hij knipte bekende zangeressen. Kwam op tv, stond in de bladen. Hier in Utrecht komen klanten zelfs uit Friesland naar hem toe gereden. History repeats. In Damascus breidde Mansour uit naar drie kapperszaken. Ook in Nederland staat de teller op drie: aan de Straatweg verruilde hij een kleine zaak voor een groter pand op de hoek van de Dirkje Mariastraat, Rotterdam kwam erbij en sinds kort zit Salon Maher ook aan de Burgemeester Reigerstraat in het centrum van Utrecht. ‘Ik wil terug naar wie ik was, naar wat ik had. Ik heb ondernemersbloed. Rotterdam was een strategische keuze. Klanten uit Amsterdam komen nog wel naar Utrecht, maar voor sommigen is Rotterdam-Utrecht echt te ver. Nu kan ik ook klanten uit Den Haag bedienen.’
Alles kwijt, behalve mezelf
Vooruitkijken staat centraal in zijn leven. Hij was één van de eersten van de grote vluchtelingenstroom uit Syrië. Het werd oorlog, hij moest in militaire dienst. Mansour zag het de verkeerde kant op gaan en pakte de vluchtroute door Turkije. ‘Kijk naar mij: ik ben van de mode, niet van het vechten!’, roept hij terwijl hij zijn krullen naar achteren gooit. Zijn zaken liet hij achter, zijn ondernemende instelling nam hij mee. Maar denk niet dat het makkelijk ging. ‘Ik heb gehuild man.’ Geen vrienden, geen werk, geen status, geen leven. Wat moest hij in Sint Annaparochie? ‘Maar ik dacht ook: Ik ben alles kwijt, maar mezelf niet. Ik ben nog steeds wie ik ben, ik heb allemaal internationale kappersdiploma’s, ik vertrouw op mezelf. Ik zal ook hier mezelf laten zien.’
Mannelijke straat
Hij kreeg de kans toen hij via een vriend in Utrecht kon gaan werken. In een salon aan de Kanaalstraat maakte hij weer meters, maar voelde hij tegelijkertijd de enorme ondernemersdrang. ‘Er was wel een probleempje: ik sprak de taal niet goed genoeg. Daarom las ik heel veel boeken en keek en luisterde overal waar ik kon naar filmpjes. Na een half jaar dacht ik: oké, genoeg hier. Ik moet een zaak beginnen. Hoe sneller, hoe beter.’ Hij had allang een geschikt pandje gezien. Aan het begin van de Straatweg, lekker dicht bij het centrum. ‘In een steeds levendigere straat. Dat er hier veel kappers zitten, maakte mij niet uit. Ik geef niet om concurrentie. Wel vond en vind ik het een erg mannelijke straat. Veel shoarmazaken, veel mannenkappers. Het aanbod mag wat vrouwelijker. Daar wilde ik wel wat aan doen.’
De faam is terug
Maar hoe ging hij dat regelen? Een Arabisch sprekende klant bood uitkomst. Zij hielp hem met het papierwerk. De basis was gelegd en hij pakte de ruimte om zich te bewijzen. Nu geeft hij het zoveelste interview over zijn succes. De faam is terug, al hebben er nog geen Nederlandse beroemdheden in zijn kappersstoel gezeten. ‘Maar dat komt wel. In het begin was ik vooral bezig met regelen. Panden, woning, de taal leren. Nu kan ik mijn vak meer inhoud geven.’ Omdat hij zichzelf niet kan opdelen, zoekt hij goed personeel, die de techniek beheerst die hij nastreeft. ‘Gelukkig zijn er van de twintig kappers die ik in Damascus in dienst had inmiddels vijf weer voor me aan het werk.’ Daarnaast zou hij graag een kappersschool beginnen, zodat hij personeel kan opleiden dat aan zijn maatstaven voldoet. Want dat zijn lat hoog ligt, is wel duidelijk. ‘Daarna is het wellicht tijd voor de volgende zaak. Wanneer en waar? Dat kan ik niet zeggen. Ik pak kansen als ze zich voordoen. Maar dat mijn onderneming er over vijf jaar anders uitziet, dat is honderd procent zeker.’