Zo’n 9 ha voormalig bedrijventerrein van de NS in de Spoorzone aan de Tweede Daalsedijk wordt de komende jaren omgetoverd tot de nieuwe stadsbuurt Wisselspoor, een gebied voor wonen, creatieve bedrijvigheid en horeca. Kleinschalig en met behoud van industrieel erfgoed, zoals oude loodsen en delen van wissels en sporen. Utrechtse Zaken sprak met ontwerper Steven Delva over dit ‘stoere stukkie stad’ in wording.
Datum: 2 augustus 2019
Tekst: Mark Hendriks - journalist en redacteur op het gebied van ruimtelijke ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur, en hoofdredacteur van het vaktijdschrift Blauwe Kamer.
Beeld: Nadine van den Berg | DELVA Landscape Architecture & Urbanism - Studioninedots
‘De industriële sfeer, de rafelige randjes - daar kun je in je ontwerp niet omheen...’
‘Kijk eens aan, hier zijn de eerste glimpen van Wisselspoor al zichtbaar.’ Steven Delva spreidt zijn armen als we het monumentale pand van Utrecht Community binnenlopen, een bedrijfsverzamelgebouw in een voormalige treinloods aan de Tweede Daalsedijk. De smaakvol ingerichte benedenverdieping ademt een ongedwongen sfeer: tussen de houten plantenbakken hebben zzp’ers hun werkplek, bij de grote ramen – een verwijzing naar de deuren waar eens de treinen door naar binnen reden – zijn mensen in overleg.
Pioniers koesteren
Delva is landschapsarchitect en met zijn bureau DELVA Landscape Architecture & Urbanism verantwoordelijk voor het ontwerp van Wisselspoor, een moderne stadsbuurt die de komende jaren op het voormalige NS-terrein zal verrijzen. ‘Toen wij in 2015 met de planvorming begonnen, hadden pionierende ondernemers dit gebouw al in bezit genomen’, vertelt Delva als we door de voormalige werkplaats lopen. ‘Wij hebben vanaf het begin gezegd: deze mensen geven het gebied karakter, zorgen nu al voor reuring. Die moet je niet wegjagen, maar koesteren en onderdeel maken van het plan.’
Hotspots
Dus is in het stedenbouwkundig plan – dat Delva samen met Studioninedots maakte in opdracht van ontwikkelaar Synchroon – de oude treinloods gebombardeerd tot een van de drie ‘hotspots’, stuk voor stuk karaktervolle industriegebouwen die de komende jaren ontdaan worden van hun ‘architectonische ballast’: de aan- en opbouwsels uit de jaren tachtig die de leesbaarheid van de gebouwen ernstig hebben aangetast.
Parkeercapaciteit
De andere twee hotspots zijn een langwerpige hal langs het spoor, waar nu nog de Ping Pong Club gevestigd is, maar die op termijn wordt getransformeerd tot hotel en bioscoop, en de grote industriehal aan de andere zijde van het plangebied. ‘Die zal de eerste jaren dienstdoen als parkeergarage,’ legt Delva uit. ‘Het klinkt cynisch, maar het succes van een plan als dit valt of staat met de parkeercapaciteit. Omdat de nieuwbouw van een inpandige parkeergarage simpelweg onbetaalbaar is, en parkeren in de openbare ruimte onwenselijk, bouwen we het middengedeelte van deze hal om tot een “flexibele parkeervoorziening”, met eromheen kleinschalige horeca en werkplekken.’
Stoer en rauw
Voor de invulling van de gebouwen is bureau Skonk ingevlogen, een strategieontwikkelaar die in de woorden van Delva ‘als een circusdirecteur de herbestemming in goede banen leidt’. Want, zo legt de landschapsarchitect uit, nieuwe functies moeten niet alleen rendabel zijn, ze mogen ook niet tot teveel verkeer leiden (een harde eis van de gemeente) en ze moeten naadloos passen in het profiel van de nieuwe buurt. Dit nieuwe profiel laat zich omschrijven als stoer en rauw, geheimzinnig en vrij, kleinschalig en pionieren. ‘Het is hier geen Leidsche Rijn Centrum of stationsgebied’, zegt Delva als we het gebied inwandelen. ‘De industriële sfeer, de rafelige randjes, de rommeligheid van de Amsterdamsestraatweg – daar kun je in je ontwerp niet omheen.’
Drie delen
Het ontwerp voor de openbare ruimte bestaat grofweg uit drie delen. Langs de Tweede Daalsedijk, dus tussen de nieuwe stadsbuurt en de bestaande woonbuurt, komt een smal dijkpark, ontworpen in samenspraak met de omwonenden. Aan de andere zijde ontwierp Delva een spoorpark, met daarin onder meer een fietspad tussen het centrum en het aan de andere zijde van het spoor gelegen Werkspoorgebied (hiervoor wordt in het spoortalud een tunneltje aangelegd). In het buitenruimteontwerp – naast de twee parken een verfijnd netwerk van straten en stegen en bij de hotspots zogenoemde pocket parks – is het industriële verleden voelbaar. De sporen en stelconplaten zijn zoveel mogelijk gehandhaafd, net als de meeste bomen.’
Geen eenheidsworst
Het viel niet mee om het stoere handschrift er bij de gemeente doorheen te krijgen, bekent Delva. ‘De gemeente hanteert een generiek handboek waarin circulaire principes die we hier toepassen, zoals het hergebruik van materialen, het invoeren van duurzame grond en de natuurlijke infiltratie van water, nog geen plek hebben.’
Voor het ontwerp van de ongeveer duizend nieuwe woningen – die in meerdere bouwblokken aan het terrein worden toegevoegd – worden verschillende architecten ingeschakeld. Het idee is om zo eenheidsworst te voorkomen en het aanbod aan woningtypen te vergroten.
Leefbare buurt
Het had niet veel gescheeld of het plan zou slechts voor een deel worden uitgevoerd. Synchroon en terreineigenaar Prorail waren namelijk jarenlang verwikkeld in stroeve onderhandelingen over de grondprijs. Delva: ‘Sterker nog, Prorail heeft andere bureaus laten uitzoeken of meer woningen en meer programma tot de mogelijkheden behoorden, puur met het idee om de vraagprijs op te voeren. Ik vind het bijzonder dat Synchroon voet bij stuk heeft gehouden en vasthield aan de principes van ons plan.’ Als we terug lopen, komt Delva hier kort op terug. ‘Wij willen een leefbare stadsbuurt maken, met een kleinschalig karakter dat past bij de geschiedenis en de omgeving. Daar horen hoge woningaantallen en grootse programma’s simpelweg niet bij.’